vrijdag 5 november 2010

Cursus formuleren

1.1 Dubbelop
Onjuiste herhaling - Als een vast voorzetsel ten onrechte twee keer wordt gebruikt.
Tautologie - Als hetzelfde twee keer wordt gezegd met verschillende woorden van dezelfde woordsoort.
Pleonasme - Als een deel van de betekenis van een woord of woordgroep nog eens door een ander woord wordt uitgedrukt. Dat andere woord is meestal van een andere woordgroep.
Contaminatie - Als twee woorden of uitdrukkingen worden verward of ten onrechte worden vermengd.



1.2 Fouten met verwijswoorden

Antecedent
pers. vnw.
bezitt. vnw.
aanw. vnw.
betr. vnw.
mannelijk
de-woord
hij, hem
zijn
deze, die
die
vrouwelijk
de-woord
zij, ze (bij niet-personen: ze)
haar
deze, die
die
onzijdig
(het-woord)
het
zijn, z’n
dit, dat
dat
meervoudige zelfstandige naamwoorden
ond: zij, ze
lijd.vw.: hen
na vz: hen
meew.vw: hun
hun
deze, die
die


1.3 Incongruentie
Bij een enkelvoudig onderwerp hoort een enkelvoudige persoonsvorm. Als bij een enkelvoudig onderwerp een meervoudige persoonsvorm hoort of bij een meervoudig onderwerp een enkelvoudige persoonsvorm, dan heet dat incongruentie.
Incongruentie ontstaat vaak:
- als het onderwerp meervoudig lijkt, maar enkelvoudig is.
- als persoonsvorm en onderwerp ver uit elkaar staan.
- als een meewerkend voorwerp ten onrechte voor het onderwerp wordt aangezien.

1.4 Dat/als constructie
Een bijzin van voorwaarde begint vaak met als of wanneer. Als die bijzin niet achteraan de zin staat, ontstaat er een dat/als constructie. Vermijd die door 'volgens mij' te gebruiken in plaats van 'ik denk' of 'ik vind'.

1.5 Foutieve samentrekking
Als je twee zinnen aan elkaar plakt met en of maar, mag je delen die hetzelfde zijn in de tweede zin weglaten, maar dat mag alleen als
- de betekenis hetzelfde is, én
- de vorm hetzelfde is, én
- de grammaticale functie hetzelfde is.
Wanneer aan een van de drie genoemde voorwaarden niet voldaan wordt, is de samentrekking fout.

1.6 Foutieve beknopte bijzin
In een beknopte bijzin staat geen persoonsvorm en ook geen onderwerp. Je kunt dat onderwerp wel in gedachten invullen. Het 'denkbeeldige' onderwerp van de beknopte bijzin moet hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin. Als dat niet zo is, klopt de zin niet.
Er zijn drie soorten beknopte bijzinnen:
- met een voltooid deelwoord
- met een onvoltooid deelwoord
- met een te + hele werkwoord

1.7 Losstaand zinsgedeelte
Bijwoordelijke bijzinnen zijn zinsdeel binnen een grotere zin. Ze mogen dus niet los staan van de zin waarin ze horen.

2.1 Praten op papier
Aantrekkelijk schrijven is schrijven alsof je spreekt, het is praten op papier. Gebruik dus verzorgde spreektaal. Dat is makkelijk voor jou en plezierig voor de lezer: hij begrijpt de tekst beter

2.2 Aanwijzingen voor het woordgebruik
Om aantrekkelijk te schrijven moet je letten op zinsbouw en woordkeus. Hier volgt een zestal aanwijzingen voor het woordgebruik:
- Gebruik geen lange woorden.
- Schrijf geen 'moeilijke' woorden over uit je bronnen.
- Schrijf alleen afkortingen van woorden die je ook uitspreekt als afkorting.
- Gebruik liever een synoniem dan een verwijswoord.
- Gebruik niet steeds hetzelfde woord.

2.3 Aanwijzingen voor de zinsbouw
Als je aantrekkelijk wil schrijven, is behalve de woordkeus ook de zinsbouw een aandachtspunt. Hier volgen drie tips:
- Formuleer korte zinnen
- Zet woorden die bij elkaar horen, zo dicht mogelijk bij elkaar
- Gebruik zoveel mogelijk actieve zinnen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten